Enkele gedachten bij het Weihnachtsoratorium (BWV 248) van J.S. Bach
Een kanttekening bij de tempelinwijding
In de Bijbel van Johannes Sebastiaan Bach (1685- 1750) vinden we bij de tempelinwijding (2 Kronieken 5) een opmerkelijke notitie. Deze kanttekening is veelzeggend voor zijn muziek en verklaart veel van de zeggingskracht ervan. In dit artikel willen we laten zien hoe Bach deze kanttekening in het Weihnachtsoratorium hoorbaar maakt.
Allereerst de geschiedenis uit 2 Kronieken: wat een hoog, heilig en feestelijk gebeuren moet dat geweest zijn! De bouwwerkzaamheden onder leiding van koning Salomo zijn ten einde en de tempel kan ingewijd worden: God, de Here van het verbond, zal nu zijn intrek gaan nemen in het heiligdom. Op het moment dat er feestelijke muziek klinkt, vervult Gods Tegenwoordigheid de tempel: ‘Op dat moment moesten de blazers en zangers samen muziek ten gehore brengen ter ere van de HEER. Zodra het geluid van de trompetten, cimbalen en andere instrumenten opklonk en de zangers de lofzang aanhieven: ‘De HEER is goed, eeuwig duurt zijn trouw,’ vulde de tempel, het huis van de HEER, zich met een wolk.’ (vers 13)
Bach schrijft in de kantlijn: ‘Bij een aandachtige muziek is God altijd met Zijn genade aanwezig.’
Met deze aantekening brengt Bach zijn eigen houding tegenover muziek in de liturgie van de christelijke gemeente onder woorden. Zoals de wolk een teken was van Gods Aanwezigheid, van zijn wonen onder ons, zo is ook aandachtige muziek een teken van Gods genadige aanwezigheid; muziek, geconcentreerd op God Drie-enig, op zijn optreden in de hemel, op de aarde en onder de aarde.
Bij Bach wordt deze concentratie zichtbaar door de centrale plaats van de bijbeltekst, die hij kunstig omkleedt met de muzikale taal van toonsoorten en muziekinstrumenten. De wijze waarop hij deze taal hanteert, dient er op overtuigende manier toe om de volle omvang van het christelijk geloof hoor- en zichtbaar te maken. Het moet een feest zijn geweest om zondag na zondag naar de Thomaskirche te gaan en daar de cantates van Bach te horen. Hoe de dienst verder ook was, je had in ieder geval in de cantate Gods aanwezigheid gehoord.
Zonder Luther geen Bach
De Lutherkenner Heinrich Bornkamm zegt: ‘zonder Luther geen Bach.’ Dat is zeker waar. Luther hield van muziek, het was voor hem een uiting van de levendigheid van het christen-zijn.
Bach toont zich een leerling van Luther door de manier waarop hij in zijn religieuze werken muziek en teksten tot eenheid smeedt. Beiden kennen de intense christelijke blijdschap vanuit de ziel, beiden kennen ernst, maar niet zonder stralende vreugde, beiden kennen de wereld van de mensen, maar niet zonder de hemel, niet zonder de christelijke feestdagen, niet zonder genade. Beiden kennen de zondeval, maar niet zonder een weg van boetedoening en herstel. Luther en Bach laten je bij en met Christus vrolijk zijn, tranen van berouw huilen en opstaan, voorwaarts gaan in de mogelijkheden van Christus. Het zou te ver voeren om hier uit te leggen hoe, maar Luthers Avondmaalsleer en zijn leer van de vrolijke ruil zijn hoorbaar terug te vinden in Bachs muziek, bijvoorbeeld in de Mattheüs Passion.
Zowel Luther als Bach zien het leven in wezen als een tragedie. Een tragedie die Bach als het ware op het toneel brengt. In de muziek is te zien en horen is wat er gebeurt in de tekst en wat dat met de mens doet. Bach maakt in zijn muziek de christelijke gemeente, de mens onderdeel van het Bijbelverhaal.
Bachs prediking
In zijn geestelijke muziek verbindt Bach Christus’ persoon en optreden met zijn Koningschap en majesteit. De diepe werkelijkheden van vergeving van zonde, verlossing van dood en duivel, de overwinning op de gevolgen van de zonde, heel Christus’ optreden staan bij Bach in het teken hiervan, in het bijzonder op hoogtijdagen als Kerstfeest, Goede Vrijdag en Pasen.
Wat Bach vervolgens doet, is: de christelijke gemeente, alle mensen tegenover die werkelijkheid plaatsen. Hij plaatst ons er middenin! Hoe doet hij dat? Door de zogenaamde aria’s en koralen. De aria’s zijn vrome bespiegelingen van de ziel op het Evangelie, op de persoon van Christus, de koralen zijn het lied, de reactie van de Kerk.
Op deze boodschap die hij muzikaal wil uitdrukken, is ook hijzelf helemaal betrokken. In het Weihnachtsoratorium bijvoorbeeld toont hij zijn betrokkenheid door de veertien noten in de pauken uit het openingsdeel. Veertien is het getal van Bachs naam volgens de telling B=2, de A=1, C=3 en de H=8. Door dit getal te gebruiken, betuigt hij zijn instemming.
Muziekinstrumenten
Hoe wil Bach Gods genadige Tegenwoordigheid door aandachtige muziek hoorbaar maken? Allereerst door de wijze waarop Bach - evenals vele andere componisten - muziekinstrumenten gebruikt. Al zolang de mensheid muziekinstrumenten kent, is men zich ervan bewust geweest dat de bepaalde klank van een afzonderlijk instrument verbonden is met de werkelijkheid van de schepping van hemel en aarde, verbonden met de werkelijkheid van God. Ik noem nu kort wat instrumenten die bij Bach een centrale rol spelen en die voor hem en zijn tijdgenoten een innerlijke boodschap verkondigen, die voor de mensen als het ware dragers en verbindende schakels zijn van waarheden en werkelijkheden.
Allereerst de trompet: samen met al het koperwerk staat hij voor koningschap en koninkrijk. Allereerst voor Gods Koninkrijk, maar omdat de aardse instellingen geschapen zijn naar Gods werkelijkheid, staan trompetten ook voor de komst en het optreden van een aardse koning (vandaar de trompetten bij de inhuldiging van koning Willem Alexander).
Een orgel, zeker het grote kerkorgel zoals wij dat kennen, duidt op de majesteit van God, de orkestrale klank ervan op zijn volheid.
De luit staat in de bijbel voor de liefde van God tot zichzelf, tot zijn Zoon en tot de gelovige gemeente en tevens voor de liefde van de gelovige tot God en Zijn tempeldienst. De luit is qua karakter verbonden met de fluiten. Ook de blokfluit en alle andere fluiten staan voor deze liefde. Zelden klinkt de fluit alleen, maar meestal komt ze op uit een melodie die omhoog en naar beneden gaat (de liefde tot en van God), tegen de achtergrond van andere instrumenten. Soms wordt de fluit zelfs bijna overstemd door het orkest, de strijkers. Waarom is dit? De strijkers staan voor het leven hier op aarde, gestempeld door aardsheid. Dus de liefde klinkt temidden van alles wat aards is: de drukte, de moeite, het tijdelijke, het ongeloof.
Het Weinachtsoratorium
In het Weihnachtsoratorium gebruikt Bach de muziekinstrumenten om de werkelijkheid van de Vleeswording uit te drukken. Maar nu doet zich het voor ons vreemde feit voor dat de muziek voor een deel niet origineel is, maar eerder door Bach gecomponeerd voor profane gelegenheden, onder andere voor aardse hoven en koningen.
Wij kunnen misschien moeilijk rijmen dat hij wereldse werken hergebruikt voor geestelijke muziek. Staat Bach zo relativistisch of gemakzuchtig tegenover de inhoud van het christelijk geloof? Voor Bach en zijn tijdgenoten bestond er echter niet zo’n scheiding tussen de wereldse en geestelijke werkelijkheid. Voor hen is het vanzelfsprekend dat de koningen en groten der aarde geëerd werden, ook met muziek. En natuurlijk stijgt Christus daar bovenuit: Hij is DE Koning, komt van het allerhoogste hof en wordt omringd door een indrukwekkende hofhouding (de engelenwereld). Daarom is dat wat geschikt is voor aardse vorsten in hogere mate geschikt voor de hemelse Vorst.
De zes cantates kort toegelicht
In elk van de zes cantates, waaruit het Weihnachtoratorium bestaat, hanteert Bach met aandacht de muzikale taal om uit te drukken hoe God in de geschiedenis rond Christus’ geboorte gewerkt heeft.
Dit deel staat in A-dur. Deze toonsoort stond bekend als een verklaring van onschuldige liefde, tevredenheid over de huidige toestand, hoop op het weerzien bij scheiden van geliefden, van jeugdig enthousiasme en Godsvertrouwen. Op het eerste gezicht misschien niet het beeld wat wij hebben bij de geschiedenis van de Wijzen uit het Oosten. Maar ik denk dat Bach toch terecht gekozen heeft voor deze toonsoort. De wijzen uit het Oosten zijn degenen die leefden buiten de directe Openbaring van Israel. Ze hielden zich dus uit onwetendheid bezig met het lezen van de sterren, maar het lezen van de sterren was wel een zoeken naar de dingen die boven zijn, naar glans en licht. In deze cantate klinken geen trompetten, maar een hobo d’ amour omdat het gaat om het zoeken en vinden van de glans en het licht van het Heilig Kind Jezus. Het licht gaat op, wil deze toonsoort zeggen. Er gaat een licht op vanuit de hoogte voor alle volkeren.
Bach heeft echt veel te zeggen
We hebben slecht enkele opmerking gemaakt over het Weihnachtsoratorium. Het is echt de moeite van het luisteren waard. De kracht van de Evangelieteksten, de stoerheid van de gemeentezang in de koralen, de innigheid vanuit de binnenkamer van de gelovige in de aria’s komen erin tot uitdrukking. Door steeds opnieuw naar deze muziek te luisteren en de tekst mee te lezen wordt je er door meegenomen. De muziek gaat van laag naar hoog: van de aarde naar de hemel, van hoog naar laag (genade). De liefde is voelbaar in de fluiten en hoorns. De strijkers doen ons als het ware wandelen richting Bethlehem en met Christus de geschiedenis door.
Tot slot
Wat zou dat prachtig zijn: deze muziek te horen met Kerst en de dagen daarna. Dat is misschien niet haalbaar, maar laten er dan wel goed uitgekozen feestelijke liederen zijn, gezongen door de gemeente(koren) en begeleid door muzikanten die Gods genade laten horen. Wat mij betreft: trompetten, fluiten, een trommel in combinatie met het ons vertrouwde orgel. Want het orgel is een majesteitelijk instrument dat past bij de majesteit van Christus en zijn gemeente, maar vraagt erom omringd te worden door instrumenten die Gods aanwezigheid in de liturgie als het ware aanwijzen, accentueren, hoorbaar maken. Zingend in wisselende tempi: het ene lied sneller, opgewekter, het andere gedragen en plechtig. Dat alles versterkt door de liturgie in schriftlezingen, de vaste liturgische gebruiken en een goede prediking.
Jannet Scheurwater, Hoogblokland
Noot
1 Zie hiervoor Christian Friedrich Daniel Schubart, ‘Ideen zu einer Ästhetik der Tonkunst’