Mattheüs 24 : 32 en 33
"Grote gebeurtenissen werpen hun schaduwen vooruit. " Dit bekende gezegde is zeker ook van toepassing op de komst van Koning Jezus en Zijn Rijk. Niemand weet de dag en het uur, waarop de Zoon des mensen verschijnen zal. Dat is en blijft Gods geheim. Maar wij kunnen wel opmerken, dat die grote Dag naderbij komt. Want er doen zich voortekenen voor, die daarop wijzen. Jezus maakt ons dat duidelijk met een voorbeeld uit de natuur. Zoals de uitbottende vijgeboom een voorbode is van de naderende zomer, zo zijn ook bepaalde gebeurtenissen voorboden van het einde van alle dingen.
Het is een typisch-Oosterse vergelijking, waarvan Jezus Zich bedient! In ons land verliezen bijna alle loofbomen in de herfst hun bladeren en staan dan de hele winter kaal. Hulst en klimop vormen uitzonderingen op de regel. Maar in het Midden-Oosten is het net omgekeerd. Daar blijven bijna alle loofbomen gedurende de winter in blad. Alleen de vijgeboom en de wijnstok zijn uitzonderingen op de regel. De vijgeboom is een uitgesproken laatkomer en langslaper. Pas als het voorjaar al een hele tijd in het land is, worden zijn takken zacht en komen er knoppen en blaadjes te voorschijn. Maar dat is dan ook het duidelijke teken, dat de zomer ophanden is. Welnu, zoals het in de natuur gaat, zo gaat het ook in de geschiedenis. "Zo moet ook gij, wanneer gij dit alles ziet, opmerken, dat het nabij is, voor de deur!"
Sommige uitleggers zien in de uitbottende vijgeboom een beeld van het herlevende Israel. Volgens hen voorzegt Jezus hier, dat de terugkeer van de J oden naar het heilige land en de stichting van een eigen staat het grote voorteken zijn van de Dag des Heren. Die gedachte is op zichzelf wel juist en op de Bijbel gegrond. Maar het is toch wel heel erg de vraag of Jezus dat in deze uitspraak bedoelt. Lucas heeft het in elk geval niet zo opgevat. Volgens zijn lezing is niet alleen het uitbotten van de vijgeboom voorbode van het komende Rijk, maar ook het uitbotten van alle andere bomen. Leest u het zelf maar na in hoofdstuk 21 : 29 en 30 van zijn evangelie!
Het is meer aannemelijk om de nadruk te leggen op de beide woordjes "dit alles" in Jezus' uitleg van de vergelijking: "Zo moet ook gij, wanneer gij dit alles ziet, opmerken, dat het nabij is, voor de deur!" Hij grijpt daarmee terug op hetgeen Hij in Zijn voorafgaande rede over de laatste dingen heeft voorzegd. Aan Zijn wederkomst zullen veel negatieve voortekenen voorafgaan. Verleiding door dwaalgeesten, oorlogen, aardbevingen en hongersnoden, geloofsvervolging en geloofsafval, vermeerdering van de ongerechtigheid en verkilling van de liefde tot God, kosmische verschrikkingen! Maar tegenover al deze negatieve voortekenen zal, gelukkig, ook een machtig positief voorteken staan: de wereldwijde prediking van het evangelie van het Koninkrijk! Met het oog op al die tekenen van de tijden zegt Jezus: "Zo moet ook gij, wanneer gij dit alles ziet, opmerken, dat het nabij is, voor de deur!"
Vroeger zei men nogal eens, dat een christen behalve de Bijbel ook de krant goed moest lezen. Want dan kon hij nagaan hoe laat het al was op de klok van God. De voortekenen wezen uit, dat het nog maar vijf voor twaalf was. Men zou verwachten, dat deze gedachte vandaag alleen nog maar actueler en klemmender geworden zou zijn. Toch komen meerderen er niet van onder de indruk en wuiven zij ze soms zelfs helemaal weg. Deze mensen redeneren nuchter en laconiek: "De wereld is door de eeuwen heen een groot slagveld geweest en een rampgebied en sterfhuis tegelijk! Er is in dat opzicht niets nieuws onder de zon. Het enige verschil tussen toen en nu is de enorm toegenomen informatie. Onze voorouders waren alleen op de hoogte van hetgeen dichtbij huis gebeurde. En wij worden via de media voortdurend geconfronteerd met alle ellende uit de hele wereld. Maar overigens gaat alles op de oude voet voort!"
Er zit, natuurlijk, in deze redenering wel een element van waarheid, maar toch doet ze geen recht aan de feiten. Het wereldgebeuren verloopt niet net als tevoren. Maar het vertoont duidelijk een versnelling en een verheviging. Wij beleven onmiskenbaar een stroomversnelling van de geschiedenis. Er is in de laatste eeuwen op aarde meer veranderd dan in alle eeuwen daarvoor. Het tempo wordt steeds hoger en zo jaagt alles met een sneltreinvaart naar het einde. Bovendien maken wij een escalatie mee van het kwaad, die niet te ontkennen valt. Het verkeerde wordt steeds erger, grimmiger en onmenselijker. Het loopt gaandeweg meer uit de hand en is al minder beheersbaar. Wie roept de drugshandel, de corruptie en de criminaliteit een halt toe? Hebben wij niet te maken met een tijdbom, die onherroepelijk eens zal barsten? Goddank zijn al deze negatieve ontwikkelingen niet het enige, dat zich op aarde afspeelt. De Boze is volop in actie, maar de HERE God werkt ook rusteloos voort aan de uitvoering van Zijn heilsplan. De verbreiding van het evangelie kan vandaag veel beter voortgang vinden dan voorheen. Een radiozender of een televisiestation bereikt in een week meer mensen met de goede boodschap dan een zendeling van vroeger in zijn hele leven!
Jezus roept ons op om de les van de uitbottende vijgeboom ter harte te nemen. Wij mogen niet doof blijven voor de taal van de tekenen der tijden, maar moeten die tot ons laten doordringen. Van Lodewijk XVI wordt verteld, dat hij na een van de vreselijkste dagen van de Franse Revolutie kennelijk heel niet ondersteboven was. Hij schreef tenminste 's avonds in zijn dagboek alleen maar het woordje: "Rien" oftewel "niets". B1ijkbaar kan een mens zijn oren zelfs toesluiten voor roepstemmen, die de kracht hebben van donderslagen. Laten wij liever onze oren spitsen, zodat wij in de gang van zaken hier beneden de voetstappen horen van onze Koning, die onderweg is naar ons toe. Hij is nabij en staat al voor de deur!
Gezien de ernst van de zaak verbaast het ons, dat Jezus de grote Toekomst tekent met zo'n zonnig beeld. Ook Luther verwonderde zich daar al over. Want hij schreef als kanttekening bij de gelijkenis van de uitbottende vijgeboom: "Enkel troostwoorden! Jezus ontleent niet een vergelijking aan de herfst of de winter, maar aan de lente en de zomer. En dat is een lustige en vrolijke tijd." Wij hebben ook niets te vrezen, maar alles te hopen van de Jongste Dag, wanneer wij door het geloof aan onze Heiland toebehoren. Want de Rechter van levenden en doden is dan onze Redder. En het oordeel dat Hij velt, heeft Hij Zelf voor ons gedragen.
De eerste christenen baden vurig, dat Jezus spoedig zou komen om hen te verlossen. En onze reformatorische voorouders getuigden van hun blij vooruitzicht op een alles te boven gaande heerlijkheid. "Daarom verwachten wij die grote Dag met een groot verlangen om ten volle te genieten de beloften van God in Jezus Christus onze Here" (Artikel 37 Ned. Geloofsbelijdenis). B1ijven wij in dat opzicht niet veelal een heel eind bij hen ten achter en hebben wij daarom niet heel wat in te halen? Misschien kan het kerklied ons daarbij een handje helpen:
"Eens komt de grote zomer waarin zich 't hart verblijdt.
God zal op aarde komen met groene eeuwigheid. De hemel en de aarde wordt stralende en puur. God zal Zich openbaren in heel Zijn creatuur. "
Ds S. P. Nijdam