Ds. J.G. BARNHOORN, Nunspeet
(n.a.v. Dr. C.J. den Heyer, "Verzoening" en Dr. H. Baarlink, "Het evangelie van de verzoening")
De verzoening: "een omstreden thema" of "het hart van het evangelie". Jezus: "een inspirerend mens", wiens dood "een dramatisch levenseinde" betekende, of "de voor ons gestorven en door God uit de doden opgewekte Verzoener". Het Nieuwe Testament: een "chaotisch" ogende "veelheid van beelden en metaforen", of een verzameling van geschriften, waarin, de onderlinge verschillen ten spijt, wel degelijk een lijn te ontdekken valt. Ziehier, kort samengevat, het verschil van inzicht tussen Dr. C.J. den Heyer, hoogleraar Nieuwe Testament aan de Theologische Universiteit te Kampen, en zijn voorganger op deze leerstoel, Dr. H. Baarlink. Een verschil van inzicht, dat duidelijk aan de dag treedt, wanneer men het boekje "Verzoening" van de hand van eerstgenoemde vergelijkt met "Het evangelie van de verzoening", door de laatste als reactie op de geruchtmakende publicatie van zijn collega geschreven.
De publicatie van den Heyer heeft met name in de Gereformeerde Kerken voor grote beroering gezorgd. Van de Hervormde Kerk geldt dit in een veel minder sterke mate, en dat niet in de eerste plaats doordat een en ander haar, in weerwil van haar betrokkenheid bij het SoW-proces, slechts zijdelings raakt, maar vooral doordat zij, met een jarenlange traditie van schriftkritiek achter zich, de stormen, die momenteel in de Gereformeerde Kerken woeden, zélf heeft meegemaakt. Let wel: niet alleen heeft meegemaakt, maar ook: hééft meegemaakt. Dat betekent enerzijds: hetgeen de Gereformeerde Kerken momenteel beleven, is de kerk, waaruit zij zijn voortgekomen, óók wedervaren. Zij kent een en ander uit eigen ervaring. Anderzijds echter geldt: deze ervaring ligt achter haar, betrekkelijk vèr achter haar zelfs, zij het, dat zij de verwerking ervan - met inbegrip van de fikse aderlatingen, in Afscheiding en Doleantie door haar ondergaan - terdege in zich opgenomen heeft. Het verleden heeft voor de Hervormde Kerk niet afgedaan. Integendeel: op de een of andere manier draagt zij het nog steeds met zich mee, zodat zij de ontwikkelingen binnen de Gereformeerde Kerken uiteraard met een meer dan gewone belangstelling volgt.
Antidogmatisch
Van Jezus naar Christus
Apodictisch
Bijzonder opvallend in den Heyers boekje is de grote stelligheid, waarmee hij zijn beweringen te boek stelt. Wel horen wij hem zeggen, dat exegeten "voorzichtig in het trekken van conclusies en bescheiden bij het verdedigen van standpunten" dienen te zijn (pag. 74), maar dit geldt kennelijk niet voor hemzelf. Integendeel: aan het door hem gesignaleerde gevaar, dat men "de tekst meer wil laten zeggen dan de schrijver ooit beoogde" (pag. 84), blijkt hijzelf allerminst ontkomen te zijn. Wie zijn boekje kritisch leest, komt tot de ontdekking, dat voorzichtigheid en bescheidenheid wel de laatst denkbare kwalen zijn, waarvoor hij zich onder behandeling dient te stellen. En wekt hij al een enkele keer de indruk, voorzichtig te werk te gaan, reeds spoedig blijkt, dat dit niet meer dan schijn is. Zo zegt hij op pag. 12, het "aannemelijk" te achten, dat Jezus' ouders tot de kringen van de Farizeeë
Nu en dan is de toon, waarop den Heyer spreekt, zó
apodictisch, dat men zich van verbazing de ogen uitwrijft. Op pag. 45 heet het, dat de apostel Paulus, "trots op zijn joodse afkomst (Fil. 3:5- 8)", nog vele jaren na hetgeen hem in de omgeving van Damascus is overkomen, "zich er niet voor schaamt (cursivering J.G.B.) dat zijn "vroegere wandel in het jodendom" hem er toe gebracht heeft "de gemeente Gods bovenmate te vervolgen" (Gal. 1 : 13)". Sprekend over de "boeiende verhalen", die vroegere leerlingen van Jezus over diens woorden en daden wisten te vertellen, merkt den Heyer op: "Als Paulus zijn zin had gekregen dan waren die verhalen vergeten" (pag. 81). Dat er evangeliën zijn geschreven, "toont aan dat de opvattingen van Paulus niet door iedereen werden gedeeld" (pag. 82). Integendeel zelfs: voor Mattheüs is Jezus' kruisdood "geen bron van genade of verzoening". Eerder moeten wij hier van een "voorbeeld" spreken. "Wie de weg van Jezus kiest, kan met martelingen en lijden worden geconfronteerd" (pag. 89). Het "geschrift" van Marcus wordt, zo weet den Heyer ons te vertellen, wel eens als "primitief getypeerd. Welnu, zo krijgen wij te horen, "het is niet onmogelijk dat de evangelist op deze wijze het meest recht wordt gedaan" (pag. 86). En tenslotte: in het evangelie naar Lucas zoekt men tevergeefs naar de "klassieke theologische notie", dat Jezus voor onze zonden aan het kruis gestorven is (pag. 94).Wanneer wij de publicatie van den Heyer naast die van Baarlink leggen, dan worden wij in de eerste plaats door een kenmerkend verschil in redactie getroffen. Den Heyer trakteert zijn lezers op een vlot geschreven boekje, waarin een notenapparaat ontbreekt, terwijl argumenten, op grond waarvan min of meer gevestigde opvattingen "met een gerust hart naar het rijk der fabelen verwezen" (pag. 14) kunnen worden, ons worden onthouden, en dat ö
f zonder nadere verklaring öf omdat "de ruimte niet toelaat", het vraagstuk in kwestie "uitputtend aan de orde te stellen" (pag. 97).Het boekje van den Heyer maakt de indruk van een vlugschrift, waarin naast een groot aantal taal- en stijlfouten - zo is het verschil tussen "hun" en "hen" de schrijver kennelijk volslagen onbekend! - ook slordigheden van ernstiger aard voorkomen. Zo wordt op pag. 11, met een verwijzing naar Lucas 3 : 23 ("En Hij, Jezus, was, toen Hij optrad, ongeveer dertig jaar ...") gezegd, dat het optreden van Jezus in het openbaar "dus aan het einde van het tweede decennium van de eerste eeuw" (cursivering J.G.B.) plaatsgevonden moet hebben. Nu gaat het uiteraard niet aan, van dit alles een halszaak te maken, maar dat het boekje de ene druk na de andere beleeft, zonder dat een en ander gecorrigeerd wordt, is toch wel een kwalijke zaak.
Nog kwalijker echter wordt het, wanneer de nonchalance de inhoudelijke kant van de zaak raakt. Dit in tegenstelling tot de studie van Baarlink: een gewetensvol opgezet betoog, waarin de auteur de Schrift laat spreken è
n met een aantal vakgenoten in gesprek treedt. En men mag het hem zonder meer als een verdienste aanrekenen, dat hij den Heyer door een nauwgezette tracering van de verschillende gegevens keer op keer in gebreke stelt, b.v. wanneer hij aantoont, dat Jezus in Marcus 10 : 45 - een tekst, die voor ons onderwerp van doorslaggevend belang is - wel degelijk over zijn sterven "in termen van plaatsbekleding en als noodzakelijk voor het behoud van velen" spreekt, of wanneer hij erop wijst, dat er onder de Nieuw-Testamentici een brede overeenstemming bestaat inzake de aard van het "moeten" van Jezus' lijden: geen "het moest er wel van komen", zoals den Heyer poneert, maar een moeten van Godswege. Een moeten, dat een logisch denkend mens uiteraard tegen de haren instrijkt, maar, zo houdt Baarlink ons met een verwijzing naar de geschiedenis van Jozef (Genesis 50 : 20) en met een beroep op Jesaja 55 : 8 voor: wanneer wij de stem van de logica volgen, "is er de grote kans dat wij het aan het eind niet meer over de God van de Bijbel hebben maar over een godheid naar de maatstaf van de menselijke rede." (pag. 52). Al met al, zo zouden wij hieraan willen toevoegen, een ontwikkeling, die ons gevaarlijk dicht in de buurt brengt van Lessings leer der eeuwige rede-waarheden, waarin -zoals dit, naar wij begrepen hebben, ook met den Heyers denkbeelden het geval is -voor de uniciteit van het Christendom geen plaats is.Levensgevoel
In dit verband herinneren wij de lezers van ons blad aan onze bespreking van het boekje "Het verloren evangelie Q" (red. Marcus Borg). Wij besloten deze bespreking met een aanhaling uit de "Introductie tot de Nederlandse uitgave" van dit boekje, - een inleiding van de hand van ... Dr. den Heyer, waarin deze de door Borg c.s. veronderstelde verbindingslijnen tussen de Q-bron en het zog. Evangelie van Thomas ter sprake brengt. Den Heyer spreekt in dit verband van "het gladde ijs van hypothese en reconstructie", waarop deze exegeten zich hebben begeven. Welnu, op onze beurt zouden wij nu willen stellen, dat den Heyer zich met zijn "Bijbelse notities bij een omstreden thema" op een minstens zo gevaarlijke ijsvloer gewaagd heeft, waarop hij, naar Baarlink o.i. overtuigend heeft aangetoond, verschillende malen volkomen onderuit-gegaan is.
Overwegingen
Wij sluiten onze bespreking met een tweetal overwegingen af. Ten eerste: zoals de zaken er momenteel voorstaan, zal de Theologische Universiteit van Kampen binnen afzienbare tijd worden opgeheven. Verdrietig, vooral gezien de vele offers, die veelal onbemiddelde mensen in de loop der jaren vanuit hun geloofsovertuiging voor "hun" school hebben gebracht. Wanneer echter een publicatie als den Heyers "Verzoening" voor het gehalte van deze opleiding representatief mocht zijn, dan kunnen wij met de opheffing van dit instituut slechts vrede hebben.
Onze tweede overweging betreft de relatie tussen kerk en universiteit. Wij vragen ons af, hoe een docent, die onverbloemd te kennen geeft, met de Christus der Schriften afgerekend te hebben, nog langer verantwoordelijkheid voor de opleiding van toekomstige dienaren van Christus meent te kunnen dragen. Jezus van Nazareth een "voorbeeld", een inspirerend mens? Hoe moeten wij ons dat voorstellen? Een historische Jezus, aan wie men de inspiratie ontleent, beroepshalve van een verkondigde Christus te lé
ven? Hoe zou de creatieve exegeet uit Nazareth hierover zélf gedacht hebben? Wellicht, dat iemand als Kierkegaard met zijn absolute paradox deze vraag weet te beantwoorden.Terug naar "AF"