J.C. KARELS, Utrecht
DAVID BRÜNINGS, EEN ACHTTIENDE EEUWSE GEESTVERWANT
VAN KOHLBRUGGE (2)
Inleiding
In deze tweede bijdrage wil ik vervolgen met zijn visie op de heiligmaking, en tot slot aantonen dat Brü
nings terecht een geestverwant van Kohlbrügge mag heten.De heiliging die Brü
nings in de Hoogduitse gemeente van Amsterdam heeft verkondigd, is een "bloedige heiliging". Dat betekent: een heiliging die voortvloeit uit Christus1 bloed en wonden. We bespeuren hierin duidelijk de invloed van de Herrnhutters, bij wie het bloedig lijden van de Heere Jezus voortdurend onder de aandacht werd gebracht, zowel in gedichten als op schilderijen. De heiliging die door Christus' lijden is aangebracht staat in zeer nauw verband met de vergeving van zonden. Soms lijkt het erop alsof Brünings vergeving en reiniging van zonden nauwelijks afzonderlijk wil denken. In een predikatie over Hebr. 13 : 12 merkt hij op: "Jezus wil zyn volk heiligen, dat is, Hy wil haar met Godt verzoenen, van toorn en vloek bevryden, Godts genade te wege brengen, en haar tot Godt leiden". Even later worden verzoenen, verlossen en vernieuwen in één adem genoemd1). Illustratief voor Brünings opvatting van rechtvaardiging en heiliging is ook zijn preek over Lukas 15 : 22^). Het kleed dat de verloren zoon, in dit verband de zondaar, krijgt aangedaan, "dat is het' witte kleed der Rechtvaerdigmaaking". Brünings citeert dan een couplet, dat Kohlbrügge ook gekend heeft en in zijn preken heeft aangehaald:Christi Bloed en Gerechtigheit,
Is
Heilig in Christus
Bij het aan de orde stellen van de heiliging gaat Brü
nings in op de specifiek achttiende-eeuwse geloofstypen: mensen, die het oprecht om genade te doen is, die overtuigd zijn dat de Geest onmisbaar is om nieuwe schepselen te maken, die de waarheid onderzoeken, die trachten te leven in verloochening en boetvaardigheid, maar die de fontein, de bron van genade niet weten te vinden. Brünings wijst deze figuren niet naar hun eigen bevindingen, maar voortdurend naar het bloedige Lam en zijn wonden. Dit Lam is immers geworden "wijsheid van God, en rechtvaardigheid en heiligmaking en verlossing"5).Juist deze tekst heeft ook Kohlbrü
gge sterk beziggehouden. Ze keert zeer vaak in zijn prediking terug, vooral als hij de vrome en zogenaamd deugdzame mens van zijn werken wil aftrekken. OokKohlbrü
gges discussie met I. da Costa gaat erover: is een mens heilig in Christus, of moet hij zelf, na geloofd te hebben, nog iets aan zijn heiligmaking toedoen? Het is frappant dat deze discussie een eeuw eerder ook gevoerd is tussen de voorman van de Herrnhutters, N.L. von Zinzendorf en de voorman van de methodisten, John Wesley. Het ging toen in wezen om dezelfde discussie, namelijk de vraag of heiligheid inwonend is, dan wel alleen in Christus wordt gevonden. Ik ga hier nu niet verder op in. In het vervolg van deze bijdrage wil ik wijzen op overeenkomsten in Kohlbrügges verkondiging met die van David Brünings.Kohlbrü
gge en de achttiende eeuwTen aanzien van de aard van het geloof is vastgesteld dat Kohlbrü
gge het bevindelijke karakter ervan met de Nadere Reformatie in zijn volle breedte gemeen heeft. Kohlbrügges concentratie op de persoonlijke verhouding van de enkele ziel tot God brengt hem nabij de achttiende-eeuwse Nadere Reformatoren. Over het algemeen genomen bestaat evenwel een fundamenteel verschil: terwijl "ettelijke" Nadere Reformatoren de blik van de gelovige richten op eigen innerlijk - dit geldt met name voor de achttiende eeuw - wijst Kohlbrügge de gelovige voortdurend op de belofte in Christus buiten hem6).Wat betreft de verhouding tussen rechtvaardiging en heiliging heeft Prof. De Reuver in zijn dissertatie een tweetal hoofdverschillen tussen Kohlbrü
gge en de Nadere Reformatoren opgemerkt. In de eerste plaats: bestaat bij Luther en Calvijn - en in hun spoor Kohlbrügge - een nauwe twee-eenheid van rechtvaardiging en heiliging, bij een groot aantal Nadere Reformatoren is niet zozeer de samenhang als wel de volgorde van beide grootheden dominant. Tevens verschuiven de accenten in de Nadere Reformatie van rechtvaardigmaking naar wedergeboorte en bekering. Een tweede markant verschil bestaat hierin, dat in de Nadere Reformatie het rechtvaardigingsgebeuren veelal wordt beschreven, terwijl dit onder de prediking van Kohlbrügge wordt voltrokken. Vooral in de achttiende eeuw lijkt de rechtvaardiging "binnenka-merwerk" te zijn. De relatie tussen verkondiging en rechtvaardiging is dan lang niet altijd duidelijk.Kohlbrü
gge en BrüningsBij zowel Brü
nings als Kohlbrügge staat de rechtvaardiging van de zondaar door het geloof in het centrum van de prediking, hoewel de taal waarin deze wordt verwoord verschillend kan zijn. Rechtvaardig wordt de zondaar door het gelovig omhelzen van de perfecte gerechtigheid van Christus. Gaat bij een aantal Nadere Reformatoren de volgordelijke verhouding tussen rechtvaardiging en heiliging domineren, bij Brünings is daarvan geen sprake. Wel geeft hij aan dat een mens eerst daadwerkelijk moet geloven, wil hij heilig worden, maar in de praktijk van zijn preken blijkt de gelovige tegelijk met dat hij gelooft de heiligheid van Christus deelachtig te worden. Ik wees in de vorige bijdrage op het kleed dat de verloren zoon ontving: Brünings kan dit kleed zowel rechtvaardiging als heiliging noemen. Het zeer nauw bijeenhouden van de rechtvaardiging en de heiliging acht ik een karakteristiek voor Brünings' theologie. Het hoeft nauwelijks betoog dat hij hierin grote congenialiteit vertoont met Kohlbrügge. Brünings' "in Jezus ben ik heilig geboren" heeft met wellicht nog meer kracht en vuur in de negentiende eeuw geklonken: "In Hem ben ik volmaakt en met Hem en in Hem heerlijk, schoon en met alle sieraad versierd!". In Christus merkt God de Vader zijn kinderen aan als "geheel en al rechtvaardig, heilig, rein en volkomen, zonder vlek of rimpel", aldus Kohlbrügge7).Ik heb Brü
nings en Kohlbrügge geestverwanten genoemd. Niet zozeer omdat de laatste kennis heeft genomen van de geschriften van de eerste - ik zou daarover graag meerdere gegevens vinden. Maar omdat ze door de tijd heen dezelfde boodschap verkondigd hebben. Een boodschap waarin de mens als zondaar voor God komt te staan - en dan door het geloof, niet in eigen gevoelens of gedachten, maar in Christus gerechtvaardigd én geheiligd wordt.1. Deze preek is opgenomen in Vrye Verkiezinge (volledige titel, zie vorige aflevering), 151-172; zie voor het citaat 158-159.
2. Vgl. Vrye Verkiezinge, 129-150.
3. ld., 134-135; Kohlbrü
gge haalt het couplet in enigszins gewijzigde vorm aan in zijn befaamde predikatie over Rom. 7: 14, Twaalf twaêlftailen leerredenen (herdruk Houten 1992) 1-2, 58; vgl. Twaalf twaalftallen, 9-10, 155.4. Zie De kracht, werkinge en nuttigheid des geloofs, vertoont in drie predikatien over de bekeering van den Moorman door Philippus, uit de Handelingen der apostelen, Amsterdam z.j. [1752], 25. Vgl. 49, 57.
5. Volgens 1 Cor. 1 : 30; de tekst is een klassiek bewijs voor het "heilig in Christus" en speelt tevens in het oeuvre van Kohlbrü
gge een belangrijke rol. Vgl. W.A. Hoek, H.F. Kohlbrügge, de onheilige heilige, Amsterdam 1964, 19, 49; zie vooral het paragraafje over Kohlbrugge's briefwisseling met Da Costa, 40-44.6. Uitvoerig hierover informeert de dissertatie van A. de Reuver, "Bedelen bij de bron". Kohlbrugge's geloofsopvatting vergeleken met Reformatie en Nadere Reformatie, tweede druk, Zoetermeer 1992, passim.
7. Kohlbrü
gge, Twaalf twaalftallen 1-2, 10, 52.