HET CHRISTELIJK GELOOF EN HET OUDE TESTAMENT (VII)
De profeet Jesaja
De vorige keer hebben wij het gehad over een ingrijpende wending die zich in het Israëlitische geloofsbe-wustzijn voltrokken heeft bij de profeet Jesaja. De wijze waarop zij zich voltrokken heeft, deelt hij ons mee als een persoonlijke Godsontmoeting in de Tempel te Jeruzalem.
"lm Todesjahr des Kö
nig Usijahu(Jesaja 6:1,5 vert. Buber/Rosenzweig)
Ook al zijn er in oudere geschriften van het Oude Testament tal van verschijningen van God beschreven die zeker niet minder reë
el bedoeld zijn, bij voorbeeld bij Abraham (Genesis 26 : 24), bij Mozes (Exodus 3 : 2 en 6 : 3), bij Samuél (I Samuël 3 : 10), toch is bij de profeten de beleving van de Zichzelf openbarende God anders geworden. Het nadrukkelijkst komt dat naar voren bij de profeet Jesaja in de eerste regels van zijn autobiografisch geschrift (Jesaja 6 tot 9) dat het ogenblik van zijn roeping beschrijft toen hij de heilige God zelf heeft ervaren. De Heilige Israëls, de Onzienlijke die in de tempel als JAHWEH wordt vereerd, is naar buiten getreden zittend op een hoge en verheven troon. Serafs, vurige lichtwezens, zweefden voor HEM en riepen de één de ander toe: Heilig, heilig, heilig is de HEER der Legerscharen! De gehele wereld is vol van de goddelijke glans Zijner Majesteit. Aan dit gezicht is Jesaja trouw gebleven. Het beheerst van dat ogenblik af zijn denken, zijn prediking, zijn handelen. Hij heeft zich aan deze God volstrekt toegewijd:"Ich sprach:
Da bin ich,
sende mich!"
(Jesaja 6 : 8 vert. Buber/Rosenzweig)
Even belangrijk als de beschrijving van deze Zelfopenbaring Gods aan Jesaja is de taal die de profeet hier gebruikt om JAHWEH, de Heilige Israë
ls aan te duiden. Voor het eerst wordt God hier genoemd: de KONING, HAMMELEK. "Mijn ogen hebben DE KONING, de Heer der heerscharen gezien" (Jesaja 6 : 5). Met het hem eigen taalgevoel voor het hebreeuws als zijn moedertaal heeft Martin Buber in zijn boek over het profetisch geloof laten zien van hoe fundamentele betekenis de benoeming van JAHWEH als: DE KONING hier is: "God wordt niet aangeduid als Koning, zelfs niet als Koning der wereld, maar als: DE KONING, wat wil zeggen: de ware KONING, onze ware KONING is HIJ die zijn ogen nu zien, zittend op Zijn Koninklijke Troon".]) Deze benoeming van JAHWEH als DE KONING is de sleutel tot het begrijpen van de profeet JesajaMet opzet gebruik ik hier het woord sleutel. De benaming DE KONING ontsluit immers het optreden van God uit Zijn ontoegankelijkheid en eeuwigheid waar HIJ woont, in de geschiedenis. Het maakt God tot een levende en aanwezige werkelijkheid in de gebeurtenissen dezer wereld. Het kondigt Gods presentie in de wereldgeschiedenis aan.Toch zullen wij niet moeten vergeten dat ook in vroegere verschijningen van God voorafgaande aan de profeten de geschiedenis meestentijds de plaats was waar HIJ zich openbaarde. Er was toen nog geen tempel in Israël. In de woestijnperiode was er de Tabernakel en de Ark. De Ark was een krijgssymbool en ging mee in de oorlog (Numeri 10 : 35v; I Samuël 4 tot 6; II Samuël 11 : 11). De Ark heeft het eerst Israël het sterke geloof aan Gods aanwezigheid in benarde historische situaties gegeven. Ook moeten wij in dit verband denken aan de godsverschijning aan Jozua toen hij voor Jericho stond:(Jozua 5:13 vert. Buber)
Altijd al heeft Israë
l schokkende gebeurtenissen in de geschiedenis ervaren als daden Gods waarin Hij zich openbaart. Ja, juist door zulke ervaringen werd Israëls vertrouwen in JAHWEH voortdurend bevestigd. Het sterkst leefde dat geloofsbesef in de Exodus-traditie die de herinnering levend hield aan de uitredding uit Egypte, de doortocht door de Schelfzee, de tocht door de woestijn en de verovering van het beloofde land. De essentie ervan ligt uitgedrukt in Exodus 15:(Exodus 15:1-3 vert Buber/Rosenzweig)
Niettemin ook ten opzichte van deze Exodus-traditie moeten wij vaststellen, zoals wij het in een voorafgaand artikel eveneens vaststelden ten opzichte van de Sinaï
-traditie, dat bij Jesaja en de Profeten Gods Zelfopenbaring toch anders was. Daarom zijn de hoofdstukken Jesaja 6 tot 9 die de authentieke beschrijving zijn van zijn roeping, zo belangrijk! Op grond van die hoofdstukken is het onmogelijk om de Zelfopenbaring Gods en het Israëlitische geloofsbe-wustzijn te beperken en in te korten tot uitsluitend of voornamelijk de uittocht uit de Egyptische onderdrukking en slavernij. Het Oude Testament biedt veel méér dan bevrijdingstheologie."Auch dies ist von IHM dem Umscharten ausgegangen,
wundersam ist ER im Rat,
grosz in Verwirklichung."
(Jesaja 28 : 29 vert. Buber/Rosenzweig)
Wanneer wij nu bedenken dat Jesaja het veelvuldigst aangehaald wordt in het Nieuwe Testament, dan is maar éé
n conclusie mogelijk: de verwerkelijking van Gods heilsheerschappij is nabij gekomen (Marcus 1 : 15). De Profeet Jesaja is een machtige heraut van Jezus Christus!1) Martin Buber, The Prophetic Faith, p. 126.
2) Th. C. Vriezen, Hoofdlijnen der Theologie van het Oude Testament, 1987.