1 Kor. 15 : 32-34
Paulus weet wat er in de wereld en de kerk te koop is. Hem is ter ore gekomen, dat sommigen de lichamelijke opstanding ontkennen. En hij laat het er niet bij zitten. Hoe zou hij ook? De fundament en van het heil zijn in het geding. In een diep bewogen getuigenis legt hij de ongerijmdheid van de dwaalleer bloot. De hele zaak van het christelijk geloof is naar zijn stellige overtuiging zo vergeefs als een zeepbel, wanneer het uitzicht op de verrijzenis eraan ontnomen wordt. Tot welke consequentie dit levensbesef kan leiden, typeert hij met een scherp veroordelend citaat van Jesaja:
"Laat ons eten en drinken, want morgen sterven wij" .
In een keer bevinden wij ons midden in onze tijd. Eten en drinken, daar leven massa's mensen voor. Ais zij hun natje en droogje maar hebben. Liefst nog wat meer: luxe, comfort, vrijheid, genot. Het materiele vormt de hoofdschotel van het leven. Een mens moet toch aan zijn trekken komen? Trouwens, wij hebben ons bedrijf, onze carrière, onze taken en ambities. Wat is daar tegen? Een mens kan nu eenmaal niet altijd aan de dood lopen denken!
Nee, dat is waar. Maar dit is het punt niet. Paulus zegt dan ook helemaal niet: u moet eens wat meer aan de dood denken. Wat hij bedoelt is: u moet eens wat meer aan het Leven denken! Want als je nu alleen maar leeft voor dit tijdelijke bestaan, dan heb je de werkelijkheid geducht gereduceerd. Dan ben je bezig met een aflopende zaak en schiet je je doel voorbij. Het is een uitvlucht, een klinkklare dooddoener, om te zeggen dat men toch niet altijd aan de dood kan denken. Bovendien is het een kolossale vorm van zelfmisleiding. Want in feite d6en velen niet anders dan hun leven voortdurend laten bepalen door de dood. Ze zijn helemaal ingesponnen in zijn web. Ze voelden zich als een vogel in een kooi. Ze vlogen tegen de tralies. Tevergeefs. Tenslotte ontkenden ze maar, gekooid te zijn en hebben ze de kooi hun vrijheid genoemd ...
Paulus peilt de grondstemming van de zogenaamde levensgenieters trefzeker. Zij zeggen immers niet: Laten wij eten en drinken, want dit is ons levensideaal!, maar: Laten wij eten en drinken, want morgen sterven wij! De doem van de dood hangt bedreigend over al hun genot. Achter heel de façadel) van optimisme gaat een afgrondelijk pessimisme schuil. De zogenaamde feestdis is in feite een galgenmaal. Nog even - vandaag! - nemen wij het ervan; 't is zo voorbij: morgen al! "Geniet van het leven, want het duurt maar even". 't Duurt maar een dag. Laat die dag dan ook een roes zijn, waaraan wij ons bedwelmen. Een pijnstiller voor het moment. Morgen komt de dood. Merkt u wat een zelfbedrog zich hier voordoet? De dood is op deze manier niet alleen de grens van het leven, maar ook de grand ervan. Op grond van de dreigende dood neemt men het er nog even van. Omdat men weldra sterft, daarom doet men zich te goed aan het leven. Onder de dikke laag uitbundig genot ligt een meelijwekkende zwaarmoedigheid verborgen. Dwaalt toch niet, zegt Paulus. Wees erop bedacht, dat er kwade krachten in het spel zijn. Leg je oor er niet naar te luisteren. Kwade samensprekingen verderven goede zeden. Paulus citeert hier de Griekse dichter Menander. Wellicht was deze regel in Paulus' tijd een gangbaar spreekwoord, zoveel als: "Waar je mee omgaat, daar word je mee besmet". Het is een realiteit die tot op de dag van vandaag blijkt te gelden. De kringen waarin wij verkeren laten ons niet onbesmet. Deze wereld is open. En in alle toonaarden wordt ons bezworen, dat die openheid goed is. Een mens moet "open staan" voor andersdenkenden ... Tot op zekere hoogte is dit waar. Dat ook Paulus niet in een ghetto2) leefde, blijkt uit het feit dat hij de Griekse dichters kende (vgl. Hand. 17). Maar wat Paulus ons op het hart wil binden, is dat die openheid niet uit mag groeien tot een kritiekloos relativisme3), dat ons van het spoor van Gods geboden en beloften vervreemdt. Laat niemand zijn eigen weerbaarheid overschatten. Wij zijn hoogst beïnvloedbare mensen. Daarom moeten wij kritisch zijn ten aanzien van bladen die wij in huis halen, de lectuur die op tafel komt, de praatjes en "samensprekingen" die de etherprogramma's ons voorschotelen en de reclame die ons om (en in) de oren vliegt. Ais er een macht is die vandaag de dag het parool "Laat ons eten en drinken ... " hoog in het vaandel draagt, dan is het wel de reclame. Geen modaliteit is daartegen immuun4). Een gestage propaganda is in staat onze hersens te spoelen. Zij schrijft ons haar levensstijl voor in de kledingmode niet alleen, maar ook in de denkmode. Het eerste is alleen maar belachelijk, het laatste is voluit verderfelijk. Kwade praatjes en kwalijke propaganda leiden tot zedenbederf, bederf van de ethos5). Het resulteert in een wan-ethiek waarin onze verantwoordelijkheid jegens God en de medemens wordt prijsgegeven en de mens wordt teruggeworpen op de euvele moraal van de massa of de brute begeerte van het ego6).
Maar wat moet ik dan, vraagt u. Ik kan de wereld toch niet uit? Ik kan de huidige godloze cultuur toch niet ontvluchten? Nee. Paulus adviseert ook de Korinthiers niet een kolonie van gelijkgezinden te stichten op een eilandje in de zee ... Hij zegt wat anders. En dat raakt ook ons. Hij vermaant: Waak rechtvaardig op! Dat is: kom op de rechte wijze tot bezinning en nuchterheid! Vindt u dat niet verrassend? Want u 50 moet bedenken dat die pluk-de-dag mensen voorgaven, de ware nuchterheid te betrachten; het christelijk opstandingsgeloof vonden zij maar dagdromerij, fantasie ... Paulus draait de zaak 180%om. Heel dat leven bij de dag, dát is een droom. Een droom waaruit het kwaad ontwaken is. Wordt wakker. Wees wijzer, in die wijsheid die ontleend is aan wat ons in het Evangelie betrouwbaar is overgeleverd. Leen daaraan oor en hart. Zo waar Christus is opgestaan, zo waar zullen ook wij met Hem opstaan. Stráks in heerlijkheid. Heden in geloof en hoop en liefde. Laat ons eten en drinken in dankbaarheid en mededeelzaamheid, want "morgen" leven wij, met Hem. De goede sprake van het Opstandingsevangelie adelt goede zeden. Want de rechte leer is bron en bodem van het rechte leven.
Prof. Dr. A. De Reuver
1. façade = gevel, uiterlijk. 2. getto = jodenwijk, hier: isolement. 3. relativisme = een betrekkelijk stellen. 4. immuun = onvatbaar, ontoegankelijk. 5. ethos = zedelijk bewustzijn. 6. ego = ik, hier: de enkele mens. |